Hansje at iedere dag een appel. Hij was nog klein en zijn moeder sneed de appel voor hem doormidden. Op een dag keek Hansje naar de doorgesneden appel: "Mama, wat zijn die kleine zwarte dingetjes?" Zijn moeder legde uit dat het de pitjes zijn en dat je die in de grond kunt stoppen. Als ze genoeg zon en regen krijgen, groeit er dan een plantje uit. Eerst is het klein, maar als je lang genoeg wacht, wordt het een appelboom.
Hansje besloot dat hij de pitjes wilde bewaren. Zijn moeder naaide een klein zakje van stof voor hem. Elke keer als hij een appel at, stopte Hansje de pitjes daarin.
Na een tijd was het zakje vol. Hansje was ondertussen gegroeid en heette nu Hans. Hij vond dat hij nog niet genoeg pitjes had. Zijn moeder naaide een nieuwe, grotere zak voor hem. Daarin deed hij al zijn appelpitjes uit de oude zak en ook de nieuwe pitjes, als hij een appel at.
Toen Hans een grote jongen was, was ook deze zak vol. Maar Hans vond het nog steeds niet genoeg. Zijn moeder naaide een nieuwe, nog grotere zak. Daarin deed hij alle gespaarde appelpitjes en iedere dag stopte hij weer de nieuwe pitjes erbij. Toen deze zak na een hele lange tijd vol was, was Hans geen jongen meer, maar een man.
Hans pakte de zak met pitjes en zei: "Moeder, ik trek de wijde wereld in! Overal waar ik kom stop ik pitjes in de grond, zodat er appelbomen gaan groeien. Zo kunnen alle kinderen lekkere appels eten." Voordat hij weg ging, plantte hij eerst een pitje in de tuin voor het huis van zijn moeder. Hij maakte met zijn vinger een gaatje in de grond, legde het pitje erin en maakte het dicht. "De zon en de regen doen de rest!"
Toen pakte hij een stok, zette een hoed op zijn hoofd, zwaaide de zak met pitjes over zijn schouder en ging op pad.
Zijn naam is HansHij loopt door het landMet pitten in een zakDie stopt hij in een gatHij maakt het dichtDe zon geeft lichtDe regen geeft waterEn zo wordt het laterEen boom, een boomEen appelboom!
Aan het eind van de dag kwam Hans bij een boerderij. Hij vroeg aan de boer of hij daar die nacht mocht slapen. "Je mag bij mij in huis blijven slapen, maar dan moet je me wel eerst helpen met koeien melken," zei de boer. Hans melkte de koeien en die nacht sliep hij heerlijk op de boerderij.
De volgende dag ging hij weer op pad. Maar voordat hij weg ging, plantte hij eerst een pitje in de voortuin van de boerderij. Hij maakte met zijn vinger een gaatje in de grond, legde het pitje erin en maakte het dicht. "De zon en de regen doen de rest!"
Toen pakte hij een stok, zette een hoed op zijn hoofd, zwaaide de zak met pitjes over zijn schouder en ging op pad.
Zijn naam is HansHij loopt door het landMet pitten in een zakDie stopt hij in een gatHij maakt het dichtDe zon geeft lichtDe regen geeft waterEn zo wordt het laterEen boom, een boomEen appelboom!
Zo trok Hans van boer naar boer. Maar op een dag kwam hij bij een stad. Het was er druk met mensen en auto's. Er stonden heel veel huizen, er waren winkels en grote gebouwen waar mensen werkten. Hij stapte een kleine winkel in en vroeg de winkelier of die een plek wist waar Hans kon slapen. "Je mag bij mij in huis blijven slapen, maar dan moet je me wel eerst helpen met de winkel opruimen," zei de winkelier. Hans hielp de man in de winkel en die nacht sliep hij heerlijk in het huis boven de winkel.
De volgende dag ging hij weer op pad. Maar voordat hij weg ging, plantte hij eerst een pitje langs de rand van de straat voor de winkel. Hij maakte met zijn vinger een gaatje in de grond, legde het pitje erin en maakte het dicht. "De zon en de regen doen de rest!"
Toen pakte hij een stok, zette een hoed op zijn hoofd, zwaaide de zak met pitjes over zijn schouder en ging op pad.
Zijn naam is HansHij loopt door het landMet pitten in een zakDie stopt hij in een gatHij maakt het dichtDe zon geeft lichtDe regen geeft waterEn zo wordt het laterEen boom, een boomEen appelboom!
Hans trok van stad naar stad. Maar op een dag liet hij de steden achter zich en kwam hij bij de bergen. Daar stonden maar weinig huizen. Er waren heel veel bossen. Urenlang liep Hans tussen de bomen, berg op en berg af. Hij zag bijna niemand. Aan het eind van de dag kwam hij bij het kleine huisje van een houthakker. Hij vroeg aan de houthakker of hij daar die nacht mocht slapen. "Je mag bij mij in huis blijven slapen, maar dan moet je me wel eerst helpen om het hout naar de schuur te brengen," zei de houthakker. Hans tilde het gehakte hout naar de schuur en die nacht sliep hij heerlijk in het kleine huisje in het bos.
De volgende dag ging hij weer op pad. Maar voordat hij weg ging, plantte hij eerst een pitje in de grond voor het huisje. Hij maakte met zijn vinger een gaatje in de grond, legde het pitje erin en maakte het dicht. "De zon en de regen doen de rest!".
Toen pakte hij een stok, zette een hoed op zijn hoofd, zwaaide de zak met pitjes over zijn schouder en ging op pad.
Zijn naam is HansHij loopt door het landMet pitten in een zakDie stopt hij in een gatHij maakt het dichtDe zon geeft lichtDe regen geeft waterEn zo wordt het laterEen boom, een boomEen appelboom!
Zo gingen de dagen voorbij. Hans trok verder door de bergen. Elke avond vond Hans een plekje waar hij kon slapen en de volgende ochtend stopte hij als dank een pitje in de grond. Op een dag wilde hij een pitje uit de zak pakken... maar de zak was leeg! Hans dacht na. Hij was al zo lang onderweg. Hij had zijn moeder al heel lang niet gezien. Het was tijd om terug naar huis te gaan.
Hans draaide om en ging dezelfde weg die hij gekomen was terug. Onderweg zag hij de plantjes die uit zijn appelpitjes waren gegroeid. In de bergen waren ze nog klein: zo groot als zijn pink en een stukje verderop zo groot als zijn wijsvinger.
Toen hij later in de stad kwam, zag hij plantjes die al zo groot waren als zijn arm en een stuk verderop zo groot als zijn been.
Toen hij nog verder kwam, bij de boerderijen, waren de planten nog groter. Het waren al kleine boompjes. De eerste waren zo hoog als zijn schouder en toen hij verder liep kwamen ze zelfs tot zijn hoofd.
Na een hele lange reis kwam hij bij het huis van zijn moeder. In de voortuin stond een appelboom die groter was dan hijzelf. Er hingen zelfs appels in. Zijn moeder kwam naar buiten. Ze was heel blij dat hij terug was en sloeg haar armen om hem heen. Ze gaf hem een appel uit de appelboom in de tuin. Dat was de lekkerste appel die Hans gegeten had in zijn hele leven!
© Babboes 2018
'Hansje Appelpit' is een traditioneel verhaal uit de tijd van de Amerikaanse kolonisten. Deze bewerking maakte ik in het kader van mijn project 'Tijd voor verhalen' om te vertellen aan kleuters. Bij het versje horen bewegingen ter ondersteuning en ik maakte werkbladen met Hans(je) erop, zodat kinderen het verhaal kunnen natekenen.
Versje en werkbladen kun je hier downloaden.