verhalenverteller Melanie Plag

Hier ver vandaan, op het eiland Samoa, leefden lang geleden eens een man en een vrouw. Ze hadden veel kinderen: wel tien jongens en één meisje. Het meisje heette Sina, en de jongens heetten Tien, Negen, Acht, Zeven, Zes, Vijf, Vier, Drie, Twee en Een. Wanneer de vader en moeder wilden weten of alle kinderen thuis waren, telden ze altijd hardop: "Tien, Negen, Acht, Zeven, Zes, Vijf, Vier, Drie, Twee en Een."

Op een dag werd er een wedstrijd speerwerpen gehouden op het eiland en ook de tien jongens en het meisje deden mee. Eerst gooiden ze met stokken in het bos. Sina's stok kwam verder dan alle andere. Daarna gooiden ze met stokken op het strand en weer kwam Sina's stok verder dan alle andere. Maar toen ze haar stok nog een keer gooide, kwam hij terecht in het hol van een krokodil.

Sina liep naar de ingang van het hol en vroeg: "Lieve krokodil, mijn stok is per ongeluk in je hol terecht gekomen. Wil je hem alsjeblieft weer naar buiten gooien?" Maar de krokodil bromde: "Kom hem maar zelf halen, Sina." Voorzichtig stapte Sina het donkere hol in. Ze was nog maar een paar passen van de ingang, toen - KLAP! - de rotsen zich achter haar sloten. Ze zat gevangen!

Haar broer Tien had gezien wat er gebeurde en snelde naar de rots waarachter het hol was verborgen. "Sina, Sina, waar ben je gebleven? Kom mee in mijn boot, ik ga naar huis!" Van achter de rotswand klonk zacht de stem van Sina: "Oh, lieve broer, als je naar huis gaat, zeg dan tegen vader en moeder dat ik gevangen zit in het hol van de krokodil en ik kan er niet meer uit!". Tien ging naar huis en toen zijn vader en moeder vroegen waar Sina was gebleven, zei hij: "O, die komt straks in de boot van Negen."

Nu ging Negen naar het hol van de krokodil en ook hij riep: "Sina, Sina, waar ben je gebleven? Kom mee in mijn boot, ik ga naar huis!"  Sina antwoordde vanuit weer, vanuit het hol: "Oh, lieve broer, als je naar huis gaat, zeg dan tegen vader en moeder dat ik gevangen zit in het hol van de krokodil en ik kan er niet meer uit!" Negen ging naar huis en toen zijn vader en moeder vroegen waar Sina was gebleven, zei hij: "O, die komt straks in de boot van Acht."

Daarna ging Acht naar het hol van de krokodil en weer ging het hetzelfde. Zeven kwam en Zes en daarna alle andere broers, totdat uiteindelijk de jongste aan de beurt was, Een. Ook Een stond voor de rotswand en riep: "Sina, Sina, waar ben je gebleven? Kom mee in mijn boot, ik ga naar huis!"  en weer antwoordde Sina:  "Oh, lieve broer, als je naar huis gaat, zeg dan tegen vader en moeder dat ik gevangen zit in het hol van de krokodil en ik kan er niet meer uit!".

Toen Een dat hoorde, klom hij in de palmboom die vlak voor het hol stond. Het was een klapperboom, die vol hing met kokosnoten. Een plukte de kokosnoten en gooide ze een voor een naar beneden. Sina hoorde het lawaai van de vallende kokosnoten en zei: "Krokodil, doe de deur eens op een kiertje. Het is hierbinnen zo warm!" De krokodil deed wat ze vroeg en Sina zag de kokosnoten liggen. "Krokodil, kijk eens wat een lekkere kokosnoten daar liggen! Mag de deur wat verder open, zodat ik ze kan pakken?" De krokodil bromde: "Ja, ja, en dan zeker weglopen, hè? Daar trap ik mooi niet in!". "Welnee," zei Sina, "bindt maar een touw aan mijn been en hou dat vast, dan weet je zeker dat ik niet wegloop."

Dat vond de krokodil een goed plan. Hij bond een touw aan haar been en zette de deur wat verder open, zodat ze naar buiten kon. Zodra ze buiten was en de krokodil Sina niet meer kon zien, klom Een uit de boom, maakte het touw los en bond het om de stam van de klapperboom. Daarna pakte hij zijn zusje bij de hand en snel renden ze naar zijn boot en voeren naar huis.

De krokodil lag ondertussen geduldig te wachten, maar na een poosje vond hij het toch wel erg lang duren. "Ben je nog niet klaar met oprapen?" riep hij en trok aan het touw. Doordat het touw aan de boom vastzat, schudden de bladeren. De krokodil hoorde het geluid en het klonk als pratende mensen. "O jee," dacht hij, "de mensen komen het meisje weer ophalen. Dat laat ik niet gebeuren!" Hij trok zo hard als hij kon aan het touw om Sina weer terug te krijgen in zijn hol. Maar aan het touw zat niet Sina, maar de klapperboom, en de krokodil trok zo hard, dat de boom omviel en hem verpletterde.

Sina en Een waren ondertussen thuis aangekomen en vertelden hun vader en moeder wat er was gebeurd."Zo zo" zeiden vader en moeder tegen de andere negen broers, "dus Een is de dapperste van jullie allemaal! Voortaan beginnen we daarom niet meer met tellen bij Tien, maar precies andersom: Een, Twee, Drie, Vier, Vijf, Zes, Zeven, Acht, Negen, Tien." En zo doen alle mensen op de hele wereld dat nog steeds.

Naverteld door Melanie Plag (Babboes)
Bron: Het groot vertelselboek, Nienke van Hichtum, Van Holkema en Warendorf, 1973
Als iemand mij kan helpen aan een oudere, meer originele bron van dit verhaal, hoor ik het graag!
 

© Babboes 2012

Voor Kinderboekenweek 2012 ('Hallo, wereld!') maakte Babboes ansichtkaarten bij verhalen uit de hele wereld. Klik op de afbeelding hieronder voor een gratis download van deze kaart. Uitprinten op dik A6 papier (een kwart van een A4-tje) en je hebt je eigen ansichtkaart!

Samoa