verhalenverteller Melanie Plag

Op het erf van een boerderij leefde eens een klein rood kippetje. Altijd was ze druk in de weer om in de grond wormen te zoeken voor haarzelf en voor haar kuikens. Ijverig pikte ze in het zand, pik-pik-pik, en als ze een worm gevonden had kakelde ze luid: “Tok tok tok!”

In de deuropening vlakbij lag een kat te luieren en bekommerde zich nergens om. Zelfs niet om de rat die vrij rond kon rennen. Het varken dat in de schuur leefde maakte zich alleen maar zorgen over zijn eten, zodat hij nog dikker en zwaarder kon worden.

Op een dag vond het rode kippetje een tarwekorrel. Het leek in niets op een lekkere dikke worm en ze wist niet wat ze ermee moest doen. Maar toen ze eens navraag deed, leerde ze dat je een tarwekorrel kunt planten, dat er graan uit groeit, waarvan je meel kunt maken, waarmee je dan brood kunt bakken. Dat leek haar een goed plan.

Ze wilde de tarwekorrel planten, maar had het ook druk met het zoeken van wormen voor de kuikens. En terwijl ze dacht aan de kat die niks te doen had, het varken dat luierde en de dikke vette rat die nooit iets nuttigs deed, riep ze: “Wie wil me helpen dit graan te zaaien?”
Maar de kat zei:“Ik niet.”
En de rat zei: “Ik niet.”
En het varken zei: “Ik niet.”
“Dan doe ik het wel zelf,” zei het rode kippetje. En dat deed ze.

Daarna ging ze weer over tot de orde van de dag en zocht de hele lange zomer lang wormen en zorgde voor haar kuikens. Ondertussen werd de kat steeds dikker, de rat steeds vetter, het varken steeds ronder en het graan steeds hoger.
Op een dag zag het rode kippetje hoe het graan rijp geworden was en opgewekt riep ze: “Wie wil me helpen het graan te oogsten?”
Maar de kat zei:“Ik niet.”
En de rat zei: “Ik niet.”
En het varken zei: “Ik niet.”
“Dan doe ik het wel zelf,” zei het rode kippetje. En dat deed ze. Ze haalde een sikkel uit de schuur van de boer en sneed het graan af en haalde alle korrels los.

Daar lagen de prachtige goudgele graankorrels, klaar om gemalen te worden. Maar het kippetje wilde eigenlijk weer terug naar haar wormen en  haar kuikens. En hoopvol riep ze: “Wie wil me helpen het graan naar de molen te brengen?”
Maar de kat, de rat en het varken keerden haar gniffelend de rug toe.
En de kat zei:“Ik niet.”
En de rat zei: “Ik niet.”
En het varken zei: “Ik niet.”
“Dan doe ik het wel zelf,” zei het rode kippetje. En dat deed ze.
Ze bracht het graan het hele eind naar de molen. De molenaar maalde er zacht wit meel van en het kippetje sleepte de zak met meel al pikkend terug naar het erf.

Ze was moe van de lange dag en ging vroeg op stok. Toen ze de volgende ochtend wakker werd, bedacht ze dat ze vandaag brood moest bakken van het meel. Ze had nog nooit brood gebakken. Maar iedereen kan een brood bakken, als hij zich maar goed aan het recept houdt, en het rode kippetje dacht dat zij het misschien ook wel zou kunnen.

Het kippetje had nog steeds hoop dat de kat, de rat en het varken haar op een goede dag wel zouden helpen. Ze zocht ze op en zelfverzekerd riep ze: “Wie wil me helpen om brood te bakken van het meel?”
Maar helaas, “Ik niet,” zei de kat met een miauw.
“Ik niet,” zei de rat met een piep.
 “Ik niet,” zie het varken met een knor.
En weer zei het kippetje: “Dan doe ik het wel zelf.” En dat deed ze.

Het kippetje ging aan de slag. Ze kneedde deeg en liet het rijzen. Ze deed het deeg in de vorm en zette het in de oven om te bakken. En al die tijd lag de kat lui toe te kijken en giechelde. De rat zat zichzelf te bewonderen in een spiegel in de buurt. Vanuit de schuur kon je het gesnurk van het slapende varken horen.

Uiteindelijk was het zover: een heerlijke geur van gebakken brood verspreidde zich met de zachte herfstbries over de boerderij en alle bewoners snuffelden verrrukt.
Het rode kippetje scharrelde pik-pik-pik naar de plek waar die heerlijke geur vandaan kwam. Ze leek heel kalm, maar van binnen was ze vreselijk opgewonden en trots, want zij had al het werk gedaan voor dit heerlijke brood!

Ze opende oven en het brood zag er perfect goudbruin uit. En toen, waarschijnlijk omdat het een gewoonte geworden was, riep het rode kippetje: “Wie wil me helpen dit heerlijke brood op te eten?”
Alle dieren op het erf keken hongerig toe en likten hun lippen.
En de kat zei: “Ja, ik!”
En de rat zei: “Ja, ik!”
En het varken zei: “Ja, ik!”
“Nee hoor,” zei het rode kippetje, “ik eet het op!” En dat deed ze.

© Babboes - 2010

NB: dit verhaal is een oud Engels volksverhaal, waarschijnlijk met een oorsprong in Rusland. In Nederland is het vooral bekend in de versie van Max Velthuijs. De tekst en beschrijvingen vind ik in die versie vrij summier, alhoewel de afbeeldingen natuurlijk boekdelen spreken. Het verhaal is eerder al wereldwijd bekend geworden door een uitgave in de jaren '40 in de "Gouden Boekjes" serie onder de titel "Kippetje Tok". Ik heb voor deze variant het meest gebruik gemaakt van een Amerikaanse uitgave uit 1918 (!) door Florence White Williams (via Project Gutenberg).

Meer van Babboes' blog op: http://blog.babboes.nl