verhalenverteller Melanie Plag

Er was eens een meisje dat Marja heette. Ze had een lampion gemaakt met papier en lijm en er daarna een kaarsje in gezet. Nu liep ze door de donkere straten en het licht straalde door het gekleurde papier. Het was prachtig om te zien. Marja zong er een liedje bij:

Ik loop met mijn lantaren
Lantaren loopt met mij
Daarboven stralen sterren
Beneden stralen wij

Ze sloeg de hoek van de straat om en daar kwam plotseling een windvlaag. "Pfffffffffft!" zei de wind en blies het lichtje  uit. "Ohh!" jammerde Marja, "Wie maakt er nu mijn lichtje weer aan?" Verdrietig liep ze verder.

Een stukje verderop kwam ze in het donker een egel tegen, die scharrelde tussen de bladeren. "Ach lieve egel," zei Marja, "weet jij wie nu mijn lichtje aan kan steken?" Maar de egel zei: "Ik ben niet zo schrander, vraag dat maar aan een ander!" en ging gauw terug naar zijn jongen om ze eten te brengen.

Marja liep verder,  het veld in. Een grote beer kwam haar tegemoet. "Ach lieve beer," zei het meisje, "weet jij wie nu mijn lichtje aan kan steken?" Maar ook de beer zei: "Ik ben niet zo schrander, vraag dat maar aan een ander!" en waggelde daarna naar zijn hol om te slapen.

Nog iets verder, aan de rand van het bos, zag Marja een vos. "Ach lieve vos," zei ze, "weet jij wie nu mijn lichtje aan kan steken?" Maar de vos zei: "Wat doe jij hier in het bos, zo laat? Zorg dat je gauw naar huis toe gaat!" En weg was de vos, achter een muis aan.

Maar Marja ging niet naar huis. Er was toch niemand thuis.  Ze ging zitten op een grote steen en begon te huilen. "Wie steekt er nu mijn lichtje aan? Is er dan niemand die mij wil helpen?" Dat hoorden de sterren, hoog in de lucht en ze fluisterden naar haar: "Vraag het aan moedertje zon. Zij heeft zoveel licht,  zij kan je vast wel helpen!" Daarvan werd Marja weer wat vrolijker en opgelucht liep ze verder, op zoek naar de zon.

Het duurde niet lang voordat ze bij een huisje kwam. Binnen zat een oude vrouw achter haar spinnenwiel wol te spinnen. Marja klopte aan en vroeg: "Kunt u me vertellen hoe ik bij de zon kom en met me mee gaan?" "Nee," zei de oude vrouw, "daarvoor heb ik geen tijd. Ik moet nog zoveel spinnen. Maar kom even binnen en rust wat uit, je moet vast nog een heel eind." Dat deed het meisje. 

Toen ze was uitgerust, bedankte Marja en liep ze weer verder met haar lampion. Ze kwam bij een ander huisje en klopte ook daar aan. Binnen was een schoenmaker druk aan het timmeren op zijn leest.  "Dag schoenmaker, kunt u me vertellen hoe ik bij de zon kom en met me mee gaan?" vroeg Marja toen hij de deur voor haar opendeed. "Nee, daarvoor heb ik geen tijd," zei de man. "Ik moet nog zoveel schoenen lappen. Maar je mag wel even binnen komen om wat te eten en te drinken." En dat deed het meisje. 

Toen Marja daarna weer verder liep met haar lampion, kwam ze bij een hoge berg. "Die berg is zo hoog, zo kom ik vast bij de zon!" dacht ze en begon de berg te beklimmen. Op een weitje op de helling kwam ze een klein kind tegen, dat speelde met een bal. "Ga je met me mee, naar moedertje zon daarboven?" vroeg Marja. Maar het kind speelde liever met de bal en Marja moest alleen verder. Hoger en hoger ging het pad en uiteindelijk kwam ze bij de top. Maar toen ze daar om zich heen keek, kon ze de zon nergens zien. Teleurgesteld ging ze zitten en viel in slaap, want ze was moe van het klimmen.

Marja kon de zon niet zien, maar de zon had háár wel gezien. Toen het donker werd, kwam ze omlaag en stak met haar licht de lampion van het meisje aan. Toen Marja wakker werd, zag ze hoe haar lampion weer een zacht licht verspreidde. Wat was ze blij! Vrolijk stond ze op en ging ze terug naar huis.

Eerst kwam ze het kleine kindje tegen. Het had tranen in de ogen: "Ik ben mijn bal kwijtgeraakt. Ik kan hem nergens vinden." "Ik help je met zoeken. Met mijn lampion hebben we ook licht in donkere hoekjes." En ja hoor, ze vonden de bal en dankbaar rende het kind ermee weg.

Daarna kwam Marja bij het huisje van de schoenmaker. Treurig zat de man in zijn huis, naast de stapel kapotte schoenen. "Mijn vuur is uitgegaan. Nu zijn mijn handen stijf van de kou en kan ik niet meer werken." Met het vlammetje uit haar lampion stak Marja het vuur weer aan. De schoenmaker warmde zijn handen bij de vlammen en even later kon hij weer aan het werk. 

Marja vervolgde haar weg en kwam bij het huisje van de oude vrouw. De vrouw was gestopt met spinnen en zat met haar ogen dicht op haar stoel. Ze schrok wakker toen het meisje binnenkwam. "Ach meisje, mijn kaars is uitgegaan. Nu kan ik niet meer zien wat ik doe. Straks prik ik me nog aan de spoel!"  Marja stak de kaars van de vrouw aan met het lichtje uit haar lampion en tevreden ging de vrouw verder met het spinnen van de wol. 

Marja liep verder en kwam weer in het open veld. De dieren werden wakker van het licht van haar lampion. De vos knipperde met zijn ogen tegen het felle licht. De beer draaide zich nog eens om in zijn winterhol en de egel bleef verbaasd staan.  Maar het meisje liep vrolijk verder, terug naar de donkere straten en haar eigen huis en zong daarbij haar lied:

Ik loop met mijn lantaren
Lantaren loopt met mij
Daarboven stralen sterren
Beneden stralen wij
Mijn licht gaat aan, ik loop vooraan,
rabimmel rabammel rabom
Mijn licht gaat uit, ik ga naar huis,
rabimmel rabammel rabom

Verhaal: Erika Kressler, Het verhaal van de lampion
Naverteld door Melanie Plag
Bron: Drie bokjes Brutaaltjes, Uitgeverij Christofoor

Meer van Babboes' blog op: http://blog.babboes.nl