verhalenverteller Melanie Plag

Een ezel werkte al jaren voor een boer. Hij droeg groenten van het veld naar de schuur en ging iedere week met de boer naar de markt. Hij moest hard werken en de boer sloeg hem op zijn achterwerk met een tak om hem harder te laten lopen. De kinderen van de boer scholden hem uit als domme ezel. Een fijn leven had de ezel niet.

Op een dag scharrelde de ezel in zijn eentje rond op het erf op zoek naar een hapje te eten, een mals blaadje of een korstje brood. HIj keek door het raam naar binnen en zag daar iets waarvan zijn ogen begonnen te twinkelen. Een leeuwenvel! Op de grond, als een soort kleed, lag de huid van een leeuw: de gevaarlijk uitziende kop en de scherpe klauwen van de leeuw zaten er nog aan. De ezel stootte met zijn poot de deur open en sloop naar binnen. Hij pakte het vel en legde het op zijn rug, de woeste kop trok hij over zijn oren. Zo! Nu zag hij er niet meer uit als een eenvoudige, domme ezel, maar als een leeuw!

De ezel zag er niet alleen uit als een leeuw, hij voelde zich ook een leeuw. Hij voelde zich ineens veel sterker en machtiger. Hij was de koning van de dieren! Trots stapte hij zo naar buiten. De kippen op het erf stoven weg toen ze de ezel in zijn leeuwenhuid zagen. "Hé, dit is leuk," dacht de ezel, "alle dieren zijn bang voor mij." Hij liep verder naar het veld, waar schapen en geiten stonden te grazen in de zon. Toen ze de leeuw op zich af zagen komen, renden ze blatend weg.

De ezel begon er steeds meer plezier in te krijgen. Vrolijk stapte hij de weg op en liep naar het dichtsbijzijnde dorp. Toen hij bij de eerste huizen kwam, zagen de mensen hem. Gillend renden ze naar binnen en deden de deur op slot. Honden en katten kropen weg zodra ze hem zagen. De ezel had de weg voor zich alleen: alle mensen en dieren verdwenen zodra hij zijn leeuwenkop liet zien.

Met zijn leeuwenhuid op kwam de ezel bij het marktplein in het midden van het dorp. Hij was hier vaak geweest met zijn baas, de boer. Hij keek altijd naar al die lekkere kroppen sla en wortels die lagen uitgestald in de marktkramen. Maar als hij met zijn snuit in de buurt van zo'n lekker hapje durfde te komen, sloegen de kooplieden hem en joegen ze hem weg. De ezel kreeg alleen de restjes die op de grond waren gevallen.

Hoe anders was het nu! De marktkooplieden zagen hem aankomen en renden schreeuwend weg.  Hun kraampjes, met alle koopwaar lieten ze achter. Op zijn gemak kuierde de ezel over de lege markt en snoepte in alle kramen van de lekkere verse blaadjes die daar lagen: kool en sla en andijvie en nog veel meer. Hij at zoveel en zo lekker als hij nog nooit gegeten had!

Ondertussen stonden de marktkooplieden in een zijstraat bij elkaar. Ze konden zich toch niet zomaar weg laten jagen en al hun spullen laten liggen? Ze moesten iets doen! Ze moesten die leeuw wegjagen, voordat hij alles had vernield. Ze moesten hem bang maken. Samen waren ze sterk.
Ze haalden emmers en pannen uit de huizen en dikke stokken. En zo gingen ze terug naar de markt: trommelend en schreeuwend. Als ze maar genoeg lawaai maakten, dan zou die leeuw wel vluchten en terug gaan naar zijn bos.

De ezel tilde zijn leeuwenkop op en spitste zijn oren. Wat was dat? Wat een kabaal! Ze dachten toch niet dat hij daar bang voor was? Hij zou ze eens wat laten horen. Hij was koning leeuw! Hij brulde. Maar toen hij begon te brullen, klonk dat heel raar: "I-aaa, i-aaa, i-aaa!" hoorden de mensen en begonnen te lachen. Onder die leeuwenkop zat een ezel! Nu waren ze niet bang meer en met hun stokken renden ze op de ezel af.

De ezel schrok. Hij had zichzelf verraden. Hij moest gauw wegrennen anders zou hij een pak slaag krijgen! Hij maakte dat hij wegkwam. Het leeuwenvel bleef haken aan een marktkraam en viel van zijn rug af. De mensen lachten: die domme ezel. Zo snel als hij kon rende de ezel terug naar de boerderij. Voortaan was hij weer een gewone, arme ezel die hard moest werken. Soms droomde hij over die dag dat hij een leeuw was en bedacht tevreden hoe het hem  gelukt was zijn buik vol en rond te eten.

 

© Babboes 2013

Bronnen:

De ezel in de leeuwenhuid is een fabel van Aesopus. Voor bovenstaande versie is daarnaast gebruik gemaakt van een vergelijkbaar Indiaas verhaal, zoals verteld door Peter Chand.