Een vertel- en tekenverhaal
1.
Puk keek naar buiten. Het waaide hard. Donkergrijze wolken joegen langs de hemel. [teken een paar wolken langs de bovenrand] Zou het gaan regenen? Puk hield niet van regen. Ze had afgesproken met Tom. Het was best een eind lopen naar Tom’s huis. Hij woonde aan de rand van het bos. Tom had beloofd dat hij notentaart zou maken. Puk was dol op taart!
2.
Puk deed haar laarzen aan en haar jas. Ze deed de jas goed dicht. Ze stopte een paraplu in haar tas en stapte naar buiten. Brrr, wat een weer. De wind was koud. Echt herfst. Een blad dwarrelde voor haar neus naar beneden. [teken blad rechtsonder, vertel verder terwijl je de nerven tekent] Puk raapte het op. Het was een mooi blad: helemaal geel. Tom vond het vast ook mooi. Ze nam het mee voor Tom.
3.
Puk wist de weg. Eerst over het pad door het park. Onder de bomen lagen overal eikeltjes. [teken kleine rondjes op de bovenste helft] Daar en daar en daar! Het waren er honderden! De wind had ze uit de bomen geschud. Puk raapte er een paar op. Die nam ze mee voor Tom.
4.
Puk liep langs de huizen bij het park. Op de hoek stond een grote kastanjeboom. Eronder lagen lege bolsters [of: schillen]. Maar kijk! [teken cirkel linksonder] Daar lag een grote, glimmende kastanje. Wat was die mooi. Ook die nam ze mee voor Tom.
5.
Puk sloeg de hoek om. Dit was de weg naar het bos. Ze voelde een druppel op haar neus. En nog een, op haar wang. En nog een en nog een. Oh nee, nou begon het toch nog te regenen! Gelukkig had ze de paraplu meegenomen. Ze maakte hem snel open. [teken de steel tussen de ‘kastanje’ en het ‘blad’ en het scherm van de paraplu om de ‘eikels’– dit wordt de hoed van de paddestoel]
6.
De regen tikte op de paraplu. Tik tik tik. Steeds harder. Rikketikketik. De wind trok aan de paraplu. Puk hield hem met twee handen vast. Bah, regen! Ze dacht aan de taart die wachtte bij Tom. Ze liep door, zo snel als ze kon. Ze stampte met haar laarzen door de plassen. Ze was bijna aan het eind van de straat. De regen werd minder. De zon scheen alweer door de wolken. [teken een zonnetje tussen de wolken]
7.
Puk was nu bijna bij het bos. Ze deed de paraplu in haar tas. [teken de ‘tas’ rondom blad en kastanje – de steel van de paddenstoel] En kijk, daar was het huisje van Tom al. [wijs op tekening] Zie jij het ook?
Tekst en tekeningen/video Melanie Plag
© Babboes 2015