verhalenverteller Melanie Plag

Sjaak woonde met zijn moeder in een klein huisje. Ze hadden niet veel: een koe gaf melk en de tuin gaf groente. Maar op een dag was er alleen nog maar melk. Er was niets te eten en het geld was op. Moeder was ten einde raad. Sjaak had al vaker geprobeerd om werk te vinden, maar hij was niet zo handig en daarom was er geen baas die hem wilde hebben. Zijn moeder wist nu nog maar een oplossing: de koe verkopen. Van het geld dat ze daarmee verdienden konden ze dan een tijdje leven.

Sjaak ging met de koe naar de veemarkt in de stad. Het was een flink stuk lopen. Hij was nog niet eens op de helft toen een wat vreemd uitziende oude man hem aansprak: “Goedemorgen Sjaak! Waarheen gaat de wandeling?” Sjaak zei dat hij op weg was naar de stad om de koe te verkopen. De oude man bekeek het dier van alle kanten en knikte goedkeurend. “Dat is een mooie koe. En jij lijkt me een slimme jongen, die weet wat zo’n dier waard is. Wil je de koe met mij ruilen voor deze bonen?” Hij liet Sjaak een handvol grote bonen zien. Sjaak schudde zijn hoofd: een koe was toch veel meer waard dan een paar bonen? Dat wist hij zelfs! Maar de man kwam dichterbij en fluisterde geheimzinnig: “Dit zijn toverbonen, Sjaak. Ze zijn je koe echt waard. Je zult er geen spijt van krijgen.”
Sjaak twijfelde. Toverbonen… dat veranderde de zaak. Bovendien hoefde hij dan niet helemaal naar de stad te lopen – en terug. Akkoord!

Niet veel later was Sjaak weer thuis. Zijn moeder was verbaasd dat hij zo snel terug was. Trots liet Sjaak de bonen zien. Zijn moeder werd verschrikkelijk boos: hoe kon hij zo stom zijn om een dure koe te ruilen voor een paar bonen! Toverbonen? Wat een onzin: zoiets bestond toch helemaal niet! Woedend gooide ze de bonen door het open raam naar buiten en stuurde ze Sjaak zonder eten naar bed.

De volgende ochtend werd Sjaak al vroeg wakker. Hij wreef in zijn ogen. Wat gek: de zon was al op, maar toch was het in zijn zolderkamertje donkerder dan normaal. Hij trok het gordijn open en zag… bladeren. Voor zijn raam stond een enorme struik, met een dikke stam met daaraan enorme bladeren. Die plant stond daar gisteren nog niet. Hij keek naar beneden: de struik groeide precies op de plek waar zijn moeder de toverbonen had neergegooid. Hij keek omhoog. De bonenstaak was zo hoog, dat hij in de wolken verdween. Je zou er zo op kunnen klimmen, met je voeten op de stelen van de bladeren, net als op een ladder.

Zonder er verder over na te denken stapte Sjaak door het raam en begon te klimmen. Hij klom en klom en klom en klom en klom, tot boven de wolken. Het topje van de bonenstaak eindigde bij een weg. Hij stapte op de weg en liep en liep en liep en liep en liep, totdat hij bij een huis kwam. De deur ging open en een gigantische vrouw kwam naar buiten. “Goedemorgen,” zei Sjaak zo beleefd als hij kon, “heeft u misschien iets te eten voor mij? Ik heb sinds gisterochtend niet gegeten en heb een reuzenhonger.” De vrouw keek verbaasd naar de jongen aan haar voeten. “Wil je ontbijt? Als je niet maakt dat je wegkomt, word jijzelf het ontbijt, want mijn man eet niets liever dan een boterham met gebakken mensenkind.” Sjaak zijn maag knorde. “Alstublieft, mevrouw, geef me iets te eten. Ik word nog liever gebakken dan dat ik doodga van de honger.”

De reuzin was de kwaadste niet en had medelijden met de jongen. Ze liet Sjaak binnen in haar keuken en gaf hem een stuk brood met kaas en een enorme beker met melk. Sjaak at met grote happen, maar was nog niet eens halverwege toen de vloer begon te dreunen. Boem! Boem! Boem! Het waren de voetstappen van de reus en razendsnel verstopte de vrouw Sjaak in de oven. Ze fluisterde nog gauw dat de reus na zijn ontbijt altijd in slaap viel: dat was het moment waarop Sjaak kon ontsnappen.

De reus kwam binnen en bleef onmiddellijk in de deuropening staan. Hij snuffelde met zijn neus en bulderde:

"Ting-tang-tongetje
Ik ruik een sappig jongetje!
Is hij levend, is hij dood,
Ik smeer hem lekker op mijn brood!"

Zijn vrouw zei dat er geen jongetje was. Hij rook vast nog het jongetje dat hij gisteren had gegeten en snel duwde ze hem naar de gedekte tafel waar het ontbijt klaarstond.

Nadat de reus gegeten had, riep hij: "Vrouw, breng me mijn geld!" De reuzin bracht hem drie zakken vol gouden munten. De reus begon de goudstukken te tellen. Maar gaandeweg telde hij steeds langzamer, totdat hij uiteindelijk in slaap viel. Daarbij snurkte hij zo hard, dat het hele huis ervan trilde. Sjaak wist dat dit het moment was om uit zijn verstopplek te komen. Toen hij langs het goud op de tafel liep, pakte hij een van de zakken en sloop weg. Hij volgde de weg en vond de top van de bonenstaak. De zak met goud gooide hij naar beneden, in de tuin van zijn moeder, en daarna klom hij zelf omlaag. Thuis liet hij het goud aan zijn moeder zien: “Zie je wel, ik zei je toch dat het toverbonen waren!”

Van het goud konden ze een hele tijd leven, maar op een dag was de zak leeg. Sjaak besloot nog een keer in de bonenstaak te klimmen. Hij klom en klom en klom en klom en klom, tot hij weer bij de weg kwam. Hij liep en liep en liep en liep en liep en kwam bij het huis, waar de reuzin net naar buiten kwam. “Goedemorgen,” zei Sjaak, “heeft u misschien iets te eten voor me?” “Scheer je weg, jongen, anders eet mijn man je op. Maar, wacht eens even… ben jij niet die jongen die hier al eens eerder was? Op die dag verdween een van de zakken goud van mijn man. Weet jij daar toevallig iets van?” Sjaak kreunde: “Ik heb zo’n honger, dat ik niet eens meer kan nadenken. Maar misschien dat ik het weer weet als ik iets gegeten heb.” De reuzin wilde graag horen wat hij wist, dus nam ze hem mee naar de keuken en gaf hem te eten.

Sjaak at zo langzaam mogelijk, zodat hij ondertussen kon nadenken wat hij moest zeggen. Hij was halverwege toen de vloer weer dreunde - Boem! Boem! Boem! - de voetstappen van de reus. Vliegensvlug verstopte de reuzin hem in de oven. De reus kwam binnen, keek rond en bulderde:

"Ting-tang-tongetje
Ik ruik een sappig jongetje!
Is hij levend, is hij dood,
Ik smeer hem lekker op mijn brood!"

Alles ging net als de vorige keer. De vrouw zei dat hij het zich inbeeldde en de reus begon aan zijn ontbijt. Toen hij klaar was, riep hij: “Vrouw, breng me de kip met de gouden eieren!” De vrouw bracht de kip en de reus zei: “Leg!” De kip legde toen midden op tafel een prachtig, glimmend, gouden ei. Daarna viel de reus in slaap en snurkte zo hard dat het huis ervan trilde.

Hier had Sjaak op gewacht. Hij kroop uit de oven, greep de kip van tafel en sloop weg. Op het moment dat hij buiten kwam, begon de kip te kakelen en werd de reus wakker. “Vrouw, vrouw, wat heb je met mijn kip gedaan?” “Hoezo, lieverd?” vroeg de reuzin. Maar meer hoorde Sjaak niet, want hij rende zo hard als hij kon naar de bonenstaak en klom omlaag.
Thuis liet hij de kip aan zijn moeder zien en elke keer als hij “Leg!” zei, legde de kip een gouden ei.

Sjaak en zijn moeder konden prima leven van die gouden eieren. Maar Sjaak kon het niet laten: hij wilde zijn geluk nog een keer beproeven en klom nog een keer in de bonenstaak.
Hij klom en klom en klom en klom en klom en hij liep en liep en liep en liep en liep. Bij het reuzenhuis verstopte hij zich in de bosjes, totdat de reuzin naar buiten kwam om water te halen bij de put. Sjaak sloop achter haar langs de keuken in en verstopte zich in een pan.

Niet veel later dreunde de vloer - Boem! Boem! Boem! - en de reus en reuzin kwamen binnen. "Ting-tang-tongetje Ik ruik een sappig jongetje! Ik ruik hem, vrouw, ik ruik hem,” bulderde de reus. “Weet je het zeker, lieverd? Als het dat jongetje is dat jouw goud heeft gestolen en de kip met de gouden eieren, dan heeft hij zich vast in de oven verstopt.” De twee reuzen renden naar de oven, maar daar zat Sjaak gelukkig niet. “Jij ook met je neus,” zei de reuzin, “je ruikt niet eens het verschil tussen een levend jongetje en de restjes van gisteren.”

De reus ging zitten voor zijn ontbijt en begon te eten. Maar om de paar happen snoof hij en mompelde: “Ik zou toch durven zweren dat…” Dan stond hij op om te zoeken tussen de kopje en borden of hij rommelde in de voorraadkast. Gelukkig kwam hij niet op het idee om bij de pannen te kijken, waar Sjaak zich nog steeds doodstil verborgen hield!
Na zijn ontbijt riep de reus: “Vrouw, breng me mijn gouden harp.” De reuzin bracht de harp en zette hem op tafel. “Speel!” zei de reus en de harp speelde een prachtige melodie, totdat de reus erbij in slaap viel en het huis trilde van zijn gesnurk.
Sjaak duwde het deksel van zijn pan omhoog en keek of het veilig was. De reuzin stond met haar rug naar hem toe en muisstil liep hij naar de tafel. Voorzichtig pakte hij de harp en liep zo snel als hij kon op zijn tenen naar de deur. Op dat moment schreeuwde de harp ineens: “Meester, meester!” De reus schrok wakker. Hij zag nog net hoe Sjaak door de deur verdween en ging er achteraan.

Sjaak rende zo hard als hij kon. Hij had een voorsprong en hij wist de weg. Aan het eind van de weg liet hij zich razendsnel zakken op de bonenstaak. De reus was maar een paar meter achter hem. Hij keek omlaag naar de bonenstaak. Het duizelde hem toen hij zag hoe diep het was. Hij durfde zijn reuzenvoeten niet op de takken te zetten. Ondertussen klom Sjaak steeds sneller naar beneden. De afstand tussen hen werd groter.
Plotseling schreeuwde de harp opnieuw: “Meester, meester!” en toen zwaaide de reus zijn benen op de bonenstaak. De struik wankelde onder het gewicht , maar bleef staan. De reus zette de achtervolging in.

Sjaak klom en klom en klom en klom en klom. Toen hij onder zich het huis van zijn moeder zag, riep hij: “Mama, mama, breng me een bijl, breng me een bijl!” Zijn moeder kwam naar buiten gerend met de bijl in haar hand. Ze bleef stokstijf staan toen ze de enorme benen van de reus uit de wolken tevoorschijn zag komen. Maar Sjaak klom omlaag over de laatste takken, sprong op de grond en greep de bijl uit de hand van zijn moeder. “HAK!” deed de bijl en de bonenstaak beefde van onder tot boven. De reus stopte met klimmen en keek omlaag om te zien wat er aan de hand was. Hij zag hoe Sjaak de bijl nog een keer zwaaide en “HAK!”, de bonenstaak was doormidden. Langzaam begon de reusachtige struik om te kiepen, steeds schuiner. De reus kon zich niet meer vasthouden en viel op de grond. Hij was in een klap dood. De bonenstaak viel met een luid gekraak bovenop hem.

Vanaf die dag verdiende Sjaak geld door de gouden harp te laten spelen voor publiek en door de gouden eieren te verkopen. Hij en zijn moeder hadden nooit meer te weinig te eten. Sjaak was nu rijk. Hij trouwde met een prinses en ze leefden nog lang en gelukkig.

 

'Jack and the beanstalk' is een volkssprookje uit het Engelse taalgebied, waarvan meerdere varianten bestaan. Bovenstaande vertaling volgt grotendeels de versie zoals die in 1890 werd opgeschreven door Joseph Jacobs.

Boon uitsnede

© 2020 Babboes (tekst en foto)