Lang geleden, toen mensen en dieren nog met elkaar konden praten, leefden er in het bos een vader en moeder uil met hun kleine baby uil. Ze zorgden goed voor de kleine uil en elke keer als er een dier langs de boom met hun nest kwam, dan waarschuwden ze: “Oehoe, oehoe! Dit is onze boom!”
Toen de kleine uil groter werd, deed hij mee en als er dan iemand langsliep riep hij: “Hoe-oe, hoe-oe!”. “Hé,” zei zijn moeder, “je kunt niet zomaar iets anders roepen. Je moet ‘oehoe oehoe’ roepen, net zoals elke uil!” Het kleine uiltje beloofde dat te doen.
Op een dag kwam er een konijn aangesprongen. En Kleine Uil riep: “Hoe-oe, hoe-oe!” Vader Uil keek hem nors aan: “Je vergist je weer, kleintje.” Maar Kleine Uil legde uit dat hij wilde weten hoe het konijn van die grote sprongen kon maken. “Dat kan wel zo zijn, “ zei Vader Uil, “maar uilen horen ‘oehoe’ te zeggen”. “Goed,” knikte Kleine Uil, “ik zal doen als een echte uil!”
Niet lang daarna kwam Eekhoorn langs met een voorraadje eikels. “Hoe-oe, hoe-oe!” riep Kleine Uil weer. “Hoe-oe?!” schreeuwde Vader Uil: “Dit kan zo niet langer! Waarom roep je steeds ‘hoe-oe’?” “Nou, “ zei Kleine Uil, “ik wilde graag weten hoe Eekhoorn die eikels bewaart en daarom vroeg ik het aan hem.” Vader zuchtte: “Vraag het volgende keer maar aan mij of aan je moeder. Dat is beter dan je niet te gedragen als een uil.” “Ja vader,” zei Kleine Uil, “ik zal alles wat ik weten wil voortaan aan jullie vragen.”
De hele dag erna vroeg Kleine Uil aan zijn moeder: “Hoe-oe? Hoe-oe? Hoe komt het dat het hert takken op zijn kop draagt? Hoe komt het dat de kikker kan springen én zwemmen? Hoe komt het dat de de bij soms steekt en soms niet?” Zijn moeder werd dol van al die vragen en had geen tijd meer voor iets anders. Vader Uil werd boos en zei dat Kleine Uil niet zoveel aan zijn moeder moest vragen, maar moest gaan slapen.
Zo kon het niet langer. Vader en Moeder Uil besloten om raad te gaan vragen aan Opa Uil.
De volgende dag gingen ze naar Opa Uil. Opa Uil vroeg aan Kleine Uil waarom hij nou toch steeds “Hoe-oe? Hoe-oe?” riep en Kleine Uil legde uit dat hij zo graag wilde weten ‘hoe’ alles zat. Daar werd Opa Uil heel blij van, want dat was nou precies waardoor de uil zo’n verstandig dier is. Opa Uil zei tegen vader en moeder dat ze voortaan hun zoon altijd “Hoe-oe? Hoe-oe?” moesten laten vragen, want door al die vragen zou hij het slimste dier van het bos worden. En het slimste dier van het bos, dat is de uil nu nog steeds. Zo zie je maar, dat het nooit slecht is om goede vragen te stellen.
Volksverhaal uit Cambodja, naverteld door Melanie Plag (Babboes)
Oorspronkelijk vertaald door Jan Berkvens en voor het Nederlands bewerkt door Desirée van Keulen van Het Verhalenrijk.
NOTA BENE:
Desirée en Jan bewerkten dit verhaal voor een goed doel, namelijk de Rabbit School in Cambodja. Deze school is de enige school in Cambodja die meervoudig gehandicapte kinderen wijzer maakt.
Gebruik je dit verhaal? Maak dan alsjeblieft ook een gift over aan:
NL38RABO 0139868909 t.n.v. Stichting All for Children, Amsterdam o.v.v. Rabbit School