verhalenverteller Melanie Plag

Een sprookje uit Perzië*

Er was eens een oude vrouw die haar leven lang graag een kindje wilde hebben. Ze bad elke dag tot Allah**, maar tevergeefs. "Waarom geeft Allah ons toch geen kind?" zei ze tegen haar man. "Ook al ben ik oud, ik zou altijd goed voor haar zorgen en haar altijd lief vinden, hoe ze er ook uit zou zien. Zelfs al zag ze er uit als een pompoen!"

Groot was haar verwondering toen ze de volgende ochtend de deur opende en er een kleine oranje pompoen naar binnen rolde. De pompoen bleef niet liggen bij haar voeten, maar rolde en tolde om haar heen alsof ze leefde. Even later begon de pompoen te krijsen als een baby. De vrouw pakte de pompoen op en wiegde haar in haar armen. De pompoen werd toen stil en de vrouw legde de pompoen in een mandje met een dekentje overheen.

Vanaf die dag verzorgde de vrouw de pompoen alsof het haar kindje was. Als de pompoen huilde pakte ze haar op en wiegde haar. Elke dag deed ze de pompoen in bad en droogde haar af met een zachte doek, totdat de schil van de pompoen prachtig glom. Samen speelden ze in de kleine woonkamer of buiten in de tuin. Dan speelden ze tikkertje en probeerde de vrouw de rollende pompoen te pakken. Of de pompoen verstopte zich achter een dikke boom of onder de struiken, terwijl de vrouw haar zocht. De vrouw noemde de pompoen haar 'dochter', want voor haar was het net een echt kind.

De pompoen groeide door de goede zorgen van de vrouw en veranderde in de loop der jaren in een grote goudgele pompoen met strepen. De vrouw vond dat de pompoen, net als alle andere kinderen, naar school moest gaan, en voortaan rolde de pompoen iedere ochtend vrolijk naar de school in de stad en 's middags weer terug naar het kleine huisje.

De school stond vlak bij het paleis van de Padisjah, de koning van het land. In dat paleis woonde ook de prins, de zoon van de Padisjah. De prins ging niet naar school maar kreeg in het paleis les van zijn eigen meester. Maar vaak stond de prins verdrietig voor het raam, keek naar de spelende kinderen op het schoolplein en wenste dat hij ook gezellig samen kon spelen.
Toen hij op een dag weer zo voor het raam stond,  zag hij ineens iets vreemds: een pompoen, die tussen de kinderen de straat op rolde en op weg ging naar huis. Daar wilde hij meer van weten!

De volgende dag stond hij op dezelfde tijd weer voor het raam. Maar wat hij nu zag was nog vreemder dan de dag daarvoor. De pompoen kwam met de andere kinderen naar buiten, maar rolde zo langzaam, dat alle kinderen haar voorbij liepen. Ze bleef liggen vlak bij het hek rond de tuin van het koninklijk paleis. Toen er niemand meer te zien was, klapte de pompoen als een schelp open en kwam er een beeldschoon meisje te voorschijn. De prins had in zijn leven heel wat prinsessen gezien, de een nog mooier dan de ander. Maar geeneen was zo mooi als dit meisje uit de pompoen! 
Het meisje klom op het hek en reikte naar de druiven die daar hingen aan een hoge tak. Ze plukte de druiven en stak ze een voor een in haar mond. Daarna verdween ze weer in haar pompoen en rolde naar huis.

De volgende dag ging de prins niet naar de lessen van zijn meester, maar verstopte zich in de tuin. Op het dak van een schuurtje verborg hij zich tussen de bladeren van de druivenranken, die over het schuurtje heen groeiden en wachtte op het pompoenmeisje. Toen ze kwam en haar hand zich uitstrekte naar de druiven, haalde de prins een ring van zijn vinger en schoof die aan haar hand, zonder dat ze het merkte. Maar haar ringvinger was veel te dun en de ring zat veel te los. Voorzichtig schoof de prins de ring om haar middelvinger: dat paste precies. Toen haalde de prins de ring ongemerkt weer van de vinger af en nam hem mee naar huis.

In het paleis liep hij gelijk naar zijn moeder en zei: "Moeder, ik wil trouwen. Maar alleen met het meisje dat mijn ring om haar middelvinger kan dragen. Hier is de ring!" De vrouw van de Padisjah hield veel van haar zoon en wilde graag dat hij gelukkig werd. Daarom gaf ze de ring aan haar oudste hofdame met de opdracht om direct zo'n meisje te zoeken. Met een heel gezelschap van dienaren ging de hofdame op pad. Bij alle huizen in de stad klopte ze aan en liet de meisjes die er woonden de ring passen.

Na een tijd kwam de hofdame met haar gezelschap ook aan de rand van de stad bij het kleine huisje van de oude vrouw. Ze klopte aan en vroeg of er hier soms een meisje woonde. "Ach nee," zei de oude vrouw, "mijn hele leven heb ik gebeden voor een kind, maar het enige dat Allah me heeft gegeven is een pompoen. Die heb ik verzorgd alsof het mijn dochter was." Daar moesten de bedienden van de Padisjah vreselijk om lachen.  Wat een grap, die pompoen wilden ze wel eens zien!

De oude vrouw liet ze binnen en toonde trots haar dochter, de pompoen. De hofdame en de dienaren moesten zo lachen, dat de tranen hen over de wangen stroomden. Happend naar adem vertelde de hofdame, dat ze op zoek waren naar een bruid voor de prins. Hij wilde alleen maar trouwen met het meisje dat zijn ring om haar middelvinger kon dragen, maar tot nu toe hadden ze nog niet zo'n meisje gevonden. Op dat moment kwam een tengere hand uit de pompoen tevoorschijn. De bezoekers stopten met lachen en keken met grote ogen naar de pompoen. Het leek wel tovenarij! De eerste die wat durfde te zeggen was de hofdame: "Vooruit, pas de ring! Het is een meisjeshand en we hebben de opdracht om de ring bij álle meisjes te passen." Aarzelend schoof een van de dienaren de ring om de middelvinger van de kleine hand... en hij paste precies!

De hofdame ging terug naar het paleis en vertelde wat er was gebeurd. "Breng de pompoen," zei de prins, "met haar wil ik trouwen." De Padisjah en zijn vrouw konden hun oren niet geloven: trouwen met een pompoen, dat kon toch niet?! Ze probeerden de prins op andere gedachten te brengen, maar zijn besluit stond vast. De pompoen werd naar het paleis gebracht en het hele land begon met de voorbereiding van een groot feest.
De dag van de bruiloft kwam. De prins trouwde met zijn pompoen, maar echt vrolijk waren de gasten op het feest niet. Toen stond een van de kamerheren op, trok zijn zwaard, liep naar de pompoen en riep  "Kom er nu maar uit!"

Net als de eerste keer bij de paleistuin, ging de pompoen open. Uit de twee helften stapte het mooiste meisje dat de bruiloftsgasten ooit hadden gezien. Hun mond viel open van verbazing en de Padisja en zijn vrouw keken ineens een stuk blijer. De oude vrouw, die ook uitgenodigd was, keek trots naar het meisje waarvoor zij altijd had gezorgd en dat nu de bruid van een koningszoon was. Nu barstte het feest pas echt los en de prins en het pompoenmeisje leefden daarna nog lang en gelukkig.


Dit verhaal is een vereenvoudigde bewerking van de eerste helft van De Pompoen, oorspronkelijk uitgegeven in "Perzische sprookjes" bewerkt door Margot Bakker. Uitgeverij N. Kluwer N.V., Deventer, 1972. ISBN: 9020200151

 *) Perzië is ongeveer het huidige Iran.

**) afhankelijk van de leeftijd en herkomst van de luisteraars kun je het verhaal ook 'vernederlandsen' om het toegankelijker te maken. Allah wordt dan God en de Padisjah wordt gewoon een koning.

© Babboes, 2012