Het was de avond voordat Jezus geboren werd. De engelen in de hemel waren druk bezig. Sommigen vlogen tussen hemel en aarde op en neer om te zien hoe het met Jozef en Maria ging. Anderen oefenden de liederen die ze moesten zingen in deze heilige nacht. Drie engelen waren bezig om de hemel met sterren te versieren.
Het enige dat nog moest gebeuren was het ophangen van de kerstster: de ster die straks de herders en koningen moest wijzen waar het kindje Jezus was geboren. Dat was een belangrijke taak en de drie engelen maakten ruzie wie het mocht doen: "Ik mag het doen, want ik ben de oudste!" "Nee, ik mag het doen, want ik ben de langste!" "Nee, ik." "Nee, ik!"
Onze Lieve Heer hoorde dat geschreeuw en riep de drie bij zich. "Stop met dat gekibbel," zei hij. "Ik heb een idee. Wie de stal kan vullen, waar straks mijn zoon geboren zal worden, die mag de kerstster ophangen."
De engelen stopten met ruzie maken en de grootste engel daalde als eerste af naar de aarde.
Onderweg kwam hij een klein sterretje tegen. "Mag ik met je mee?" riep het sterretje. "Nee," zei de engel nors, "daar heb ik geen tijd voor."
Toen hij op aarde kwam, zag hij de lege stal. In een stal horen dieren, dat wist hij. De engel keek om zich heen en zag een os grazen in het veld. Dat was precies wat hij nodig had. De engel pakte het dier bij zijn horens en bracht hem naar de stal. Hij vond ook nog een paar muizen, die een holletje maakten in de vloer van de stal en een paar vogels die wel een slaapplekje wilden op de balken onder het dak van de stal.
De engel was tevreden. De stal was nu een stuk voller en Onze Lieve Heer zou vast trots op hem zijn.
Daarna vloog de tweede engel naar beneden. Ook hij kwam onderweg het kleine sterretje tegen. "Mag ik met je mee?" vroeg het sterretje. "Nee," zei de engel, "daar heb ik het veel te druk voor."
De tweede engel had een plan. Op het veld bij de stal verzamelde de engel alle balen stro die hij kon vinden. Hij legde al het stro op de vloer in de stal. Zo konden Jozef en Maria straks lekker zacht zitten en met een beetje stro in de kribbe hadden ze een mooi bedje voor hun kindje.
De engel wist zeker dat hij de stal goed gevuld had. Onze Lieve Heer zou trots op hem zijn.
Daarna ging de derde engel naar beneden. Hij was de kleinste van de drie en had geen idee waarmee hij de stal moest vullen. Onderweg kwam hij hetzelfde kleine sterretje tegen en weer vroeg het sterretje: "Mag ik met je mee?" "Is goed," zei het derde engeltje, "dan kunnen we elkaar wat gezelschap houden."
Samen daalden ze af naar de aarde. Toen hij bij de stal kwam, schrok de engel. Het was er zo donker! Jozef en Maria zouden er niets kunnen zien. Met behulp van het kleine sterretje stak hij toen een lampje aan.
In het warme licht zag hij de dieren en het stro waarmee de andere twee engelen de stal al hadden gevuld. Hij wist niet waarmee hij de stal nog verder kon vullen en teleurgesteld ging het kleine engeltje terug. Onderweg hing hij het kleine sterretje op een mooi plekje aan de donkerblauwe hemel.
In de hemel ging het engeltje direct naar Onze Lieve Heer om te vertellen dat hij niets had gevonden om de stal mee te vullen. Maar de heilige Vader glimlachte en zei: "Kleine engel, jij hebt de stal gevuld met licht! En datzelfde licht zal ook van de hemel naar beneden schijnen. Kijk maar eens naar de ster die je aan de hemel hebt gehangen." De kleine engel keek en kon zijn ogen niet geloven. Zijn vriend, het kleine sterretje, was uitgegroeid tot een prachtige stralende ster. Met een lange staart van licht wees hij de weg naar Bethlehem, want het kindje Jezus was geboren in de stal.
Naar een idee van Marilyn A. Kinsella, Taleypo the Storyteller.
© Babboes 2014